Waagdrager 
       
    Vervoerde kazen en andere te wegen objecten naar de waag en vervoerde ze van de waag naar de opdrachtgever of de koper. De waagdragers, die lid waren van een waagdragersveem noemde men ook  waagdragersveemman, degeen die niet lid was van een veem was een waagdragersvrijman.        | 
  
  
    Waagkroder,  waagkruier 
         
Vervoerde  kazen en andere te wegen objecten per kruiwagen naar en van de waag. | 
  
  
    Waagman 
         
Arbeider  bij de waag die behulpzaam was bij het wegen van de verschillende  koopmansgoederen. | 
  
  
    Waagmeester,  weegmeester 
         
Beëdigd  weger van koopmansgoederen, die het verschuldigde waaggeld int en de  weegbrieven afgeeft. | 
  
  
    Waagwerker 
       
    Persoon,  werkzaam bij een waag, waagknecht.        | 
  
  
    Waaierbenenmaker   
         
    Ivoorwerker,  gespecialiseerd in het vervaardigen van de waaierbenen.      | 
  
  
    Waaierboy 
    Zie haakiboy. 
    Bron: 
  De traanjagers – Herinneringen van naoorlogse walvisvaarders. Auteur Anne-Goatske Breteler  | 
  
  
    Waaiermaker,   waaiermaaktster 
         
        Vervaardiger/vervaardigster van en handelaar in waaiers.  Deze waaiers, veelal gebruikt door vrouwen, waren opvouwbare halfcirkelvormige  schermen, waarmee ze zich koelte toewaaiden (ook werden er heimelijke signalen  mee gegeven). In de 18de eeuw had de waaier het toppunt van zijn  populariteit waardoor er een grote vraag ontstond. Bij de waaiermakers kan men  verschillende groepen onderscheiden, zoals degenen die de waaiers monteerden en  degenen die de wapens beschilderden. 
         
            | 
  
  
    Waaierschilder 
         
Persoon  die waaiers beschilderde. | 
  
  
    Waakmeester 
      
        - Belast met het toezicht op poorten en wallen en het uitzetten van de wachten.
 
        - Bestuurder van een gilde, die moest controleren of de leden wel hun waakplicht  vervullen.
 
        - Persoon die bij watersnood het toezicht heeft over een deel van een dijk en de hulpmiddelen om eventuele schade te verhelpen.
 
            | 
  
  
    Waakster 
         
Oppaster  bij zieken, eventueel kraamvrouwen. | 
  
  
    Waakvrouw 
         
Vrouw,  ingehuurd om bij een overleden persoon te waken. | 
  
  
    Waakzuster 
         
Verpleegster  in een ziekenhuis, die ’s nachts dienst had. | 
  
  
    Waarborgambtenaar 
         
Ambtenaar,  die na het testen een keurmerk aanbrengt op voorwerpen, vervaardigd uit edele  metalen. Aan dat keurmerk kon/kan men tevens het gehalte aan edele metalen  zien. | 
  
  
    Waard,  waardin 
     
     Herbergier, kastelein, kroegbaas. Vr. herbergierster,  kasteleinse, kroegbazin, echtgenote van de herbergier.  | 
  
  
    Waardeerder,  waardeerster   
         
    Functionaris,  die belast is met het toezicht op de kwaliteit van waren, werkstukken,  keurmeester.      | 
  
  
    Waardijn 
      
        - 
          
Keurder (en opzichter) bij een lakengilde, die de laatste keuring verrichtte. 
            De proefmeester of waardijn was de persoon bij een gilde die de kwaliteit beoordeelde van de keurder (en opzichter) bij een  lakengilde, die de laatste keuring verrichtte. 
         
        - 
          
Keurmeester belast met het toezicht op het onderzoek en de waardebepaling van  de metalen die voor de munten, die geslagen werden, zouden worden gebruikt. 
         
             
    Nieuwe leden van gilden dienden een meesterproef in te leveren waaruit de  bekwaamheid van de betrokkene bleek. Bij eerder ingeschreven gildenleden  controleerde de proefmeester de handhaving van de binnen het gilde  overeengekomen kwaliteit.  | 
  
  
    Waardgelder   
         
    Een  waardgelder is een huursoldaat of huurling in de Republiek der Zeven Verenigde  Nederlanden. 
    Het woord komt van het Duitse woord wartegeld wat wachtgeld betekent. In de 16e en 17e eeuw werden waardgelders aangesteld door de stadsbestuur ter bescherming van de stad tegen onlusten of  aanvallen, als de eigen schutterij de situatie niet aankon. 
    Het had hiervoor  toestemming nodig van de Staten-Generaal, die over de defensie van de Unie  gingen.      | 
  
  
    Waardmeester 
         
        Opzichter  over de waarden, de ingedijkte  landen langs een rivier (uiterwaarden zijn de niet ingedijkte landen).      | 
  
  
    Waarschout  
         
Functie  overeenkomend met een dijkgraaf. | 
  
  
    Waarsman 
      meerv.  waarsluiden. 
   
      Lokale  ambtenaar, toegevoegd aan dijkgraaf of heemraden, belast met het toezicht op  o.a. dijken, meestal gekozen in de dorpen of districten om bij de dijkgraaf de  belangen van het dorp of district te behartigen. 
      Bron: 
    WNT  | 
  
  
    Wachtaanzegger,  wachtbesteller 
         
        Persoon  die de wachten oproept en hun vergoeding uitbetaalt.        | 
  
  
    Wachtbestuurder  
         
De  wachtbestuurder is belast met het toezicht op het functioneren van de  nachtwachten. | 
  
  
    Wachter   
         
        (Nacht)waker,  bewaker, persoon die waakdiensten verricht, o.a. als stadswacht, poortwachter, torenwachter,  op schepen, in/bij gebouwen, in gevangenissen, als lijfwacht enz. 
      Vrouwelijke  vorm: wachtster, wachteres. 
    Bron: 
    o.a. WNT  | 
  
  
    Wachtmeester  (wagtmeester) 
      
        -           
          
Hoofd van de wachtdienst van een stad. 
         
        -           
          
Onderofficier bij de marechaussee. 
         
              | 
  
  
    Wachtschipper  
         
Schipper  op een wachtschip. Dat is o.a. een schip dat de kust en de zeehavens bewaakt. | 
  
  
    Wadvaarder 
         
        Schipper  op een vaartuig met geringe diepgang.        | 
  
  
    Wafelbakker,  wafelbakster  
         
Bakker/bakster  van wafels (met behulp wan een wafelijzer). | 
  
  
    Wafelmeisje   
             
        Verkoopster  van wafels. 
         
             | 
  
  
    Wagenaar,  wagene(e)r, waeghener, waeghenman 
             
             
        mv.  wagenaars of wagenaren 
        (slechts eenmaal aangetroffen. t.w. in Ned. Jaerb.1749.  986). 
        Hij  die een wagen ment of bestuurt, voerman; bij personenvervoer veelal: koetsier;  bij goederenvervoer: vrachtrijder), waeghenman, wagenaar. (oeroud.) voerman. 
         
        Dat van nu voorteen niemand als Wageneer met een wagen of ander rytuyg, de  menschen van de Stad Amsterdam. na de voorsz. Maliebaan . . ., en vice versa,  sal mogen rijden buyten twaelf voerluyden, daer toe in dit Wagenveer  aentestellen. Handt. v. Amst. 1657a (17121).  Verplichting van Schippers, Wagenaeren. en van alle die gene die eenig Zout of  gezouten Vleesch of Spek vervoeren, zoo binnen als naer buiten deze Provintie.  Ned. Jaerb. 1749. 986. Ten aanzien der Voerlieden . . . wagenaars en  zoortgelyke Persoonen, welke gewoonlyk van de eene plaats tot de andere gaan. 
 
Wagenaars  genoten destijds vaak geen al te beste faam en werden dikwijls voorgesteld of  beschouwd als ruw, onbeschoft, lawaaierig. drankzuchtig e.d. ‑ Een wagenaar  wordt ook wel als blind voorgesteld, wat mogelijk wijst op al te vaak  voorkomende gebreken als roekeloosheid en/of onoplettendheid.      | 
  
  
    Wagenjongen 
         
    Persoon  in dienst van een kruidenier, die met een handwagen de bestellingen bij de  klanten afleverde.  | 
  
  
    Wagenlichter 
         
    Arbeider in dienst van de spoor- of tramwegen, belast met het de- en monteren van de onderstellen van de wagons en zo nodig het repareren daarvan.  | 
  
  
    Wagenloper 
         
    Persoon,  die een wagen begeleidt, eventueel het paard, c.q. de paarden bij de toom houdt.  | 
  
  
    Wagenmaker 
         
    Bouwer  van allerlei soorten wagens voor personen- en of goederenvervoer.  | 
  
  
    Wagenmeester       
        - 
          
Voerman 
         
        - 
          
Opzichter over de postwagens en verantwoordelijk voor de postwagendienst. 
         
        - 
          
Officier belast met het transport van het materieel van een legeronderdeel. 
         
      | 
  
  
    Wagensmeerder 
         
    Werkman,  belast met het onderhoud van wagens.  | 
  
  
    Wagenvoerder 
         
    Voerman.  | 
  
  
    Wagtmeester 
    Zie  wachtmeester.  | 
  
  
    Walbaas 
         
    Ladingmeester,  de persoon die de goederen in ontvangst neemt die in een schip moeten worden  vervoerd.  | 
  
  
    Walgeldenpachter 
         
    Persoon,  die de walgelden  heeft gepacht. De  walgelden waren verschuldigd door de schippers gedurende de tijd dat ze aan de  wal lagen om te laden of te lossen.  | 
  
  
    Walkapitein 
         
    Oudkapitein  die voor een rederij toezicht hield op de bevoorrading van haar schepen en  eventueel op eventuele reparaties.  | 
  
  
    Walker (of aardmaker) 
         
    Walken  is treden, eigenlijk kneden met de voeten, o.a. in de aardewerkindustrie, bij  de leerbereiding en in de textielindustrie; ook iemand in de  wollenstoffenindustrie, die een walkmachine bedient. 
"De walker ‘kneedde’ de klei met zijn blote voeten om de gewenste plasticiteit te krijgen en om er verontreinigingen uit te halen."  | 
  
  
    Walmeester 
         
    Persoon  in dienst van een stad, belast met het toezicht op de wallen en verdere  verdedigingswerken.   | 
  
  
    Wanne(n)maker,  wanne(n)breier   
         
        Vlechter  van wannen, gevlochten platte rieten manden met twee handvatten. 
        Zie ook wanner  voor het gebruik. 
         
        In  Alkmaar bestond in de zeventiende eeuw het wan- en mandenmakersgilde.
       
        
      
  | 
  
  
    Wanne(n)lapper  
         
        De  wannenlapper trok langs de boeren om de kapotte wannen te repareren. | 
  
  
    Wanner 
         
         Na het dorsen van koren werd het door de wanners van kaf ontdaan. Het koren werd oorspronkelijk op wanmanden geschept en dan geschud en opgeworpen, waardoor het kaf door de wind werd weggeblazen. Reeds in de zestiende eeuw trachtte men dit proces te mechaniseren en ontstonden de eerste wanmolens. Met een handzwengel werd een schoepenrad in een gesloten trommel rondgedraaid, waardoor een luchtstroom ontstaat. Het graan viel vanuit een voorraadbak langzaam naar beneden, waarbij het kaf werd weggeblazen. Later werd de wanmolen ook nog uitgerust met schudzeven, waardoor ook grovere verontreinigingen (bijv. steentjes) (via een grovere zeef) en onkruidzaden (via een fijne zeef) van het koren werden gescheiden. De zeven werden geschud, eerst via een houten klopper, later met een nokkenas. Later werd de wanmolen aangedreven door een locomobiel of tractor. Nog later ook door een elektromotor. Tegenwoordig wordt het wannen in dezelfde werkgang als het oogsten gedaan met een maaidorser. 
     
  | 
  
  
    Wanthaler 
           
De  wanthaler had op een vissersboot de taak de netten (het want) uit het ruim of  uit zee te trekken. | 
  
  
    Wantslager  
         
Touwslager  die speciaal touw voor scheepswanten vervaardigt. | 
  
  
    Wantsnijder 
      
        - 
          
Verkoper van laken per el (destijds de gebruikelijke maat) in o.a. de lakenhal  of als lakenwinkelier. 
         
        - 
          
Kleermaker, speciaal voor matrozen. 
         
      | 
  
  
    Wapencontroleur  
         
Persoon,  belast met het controleren van draagbare vuurwapens. | 
  
  
    Wapengraveerder  
Zie ook Wapen(steen)snijder,  -steker. 
 
Graveerde  en sneed familie- en overheidswapens voor zegelringen en zegelstempels. | 
  
  
    Wapenheraut  
         
Ceremoniemeester  en woordvoerder aan een hof of verbonden aan een ridderorde en belast met de  registratie en controle van de adeldom van de deelhebbende personen. | 
  
  
    Wapenslager  
         
Wapensmid. | 
  
  
    Wapen(steen)snijder,  -steker (signetsnijder)  
         
Graveur  van heraldische wapens in metaal of (edel)stenen, bijv. t.b.v. een zegelring of  een zegelstempel. | 
  
  
    Warandeerder  
         
Keurmeester  van uiteenlopende producten, o.a. bij de saai-industrie maar ook van bijv.  vlees en brood. | 
  
  
    Warandijn 
         
      Ambtenaar  bij de Munt, belast met de controle van het gehalte van het muntmateriaal.        | 
  
  
    Warmoesknecht  
       
      Warmoesknecht is een tuindersknecht. Warmoes is groente. Een warmoezier (warmoezerier) is een tuinder die groentes teelde (en verkocht). Soms werd ook de groenteverkoper warmoez(en)ier genoemd. 
      (vr. warmoezierster, warmoezenierster). | 
  
  
    Warmoezier, warmoezenier, warmoesman   
         
    Tuinder,  kweker van groenten voor de verkoop.      | 
  
  
    Warpdrapier   
         
Reder die warp door thuiswerkers/thuiswerkster laat vervaardigen. Warp is een soort laken met een schering van kamwol of linnen en een inslag van gekaarde wol.      | 
  
  
    Warpkoper   
         
    Inkoper van warp. Voor warp zie warpdrapier.      | 
  
  
    Warpverkoper   
         
    Verkoper van warp. Voor warp zie warpdrapier.      | 
  
  
    Wasbleker 
      
        - 
          
Bleker van wasgoed 
         
        - 
          
Persoon die ruwe gelige was bestemd voor de vervaardiging van waskaarsen omzet  in witte was. 
         
      | 
  
  
    Wasdoekmaker  
         
Vervaardiger  van wasdoek, d.w.z. jute, katoenen of linnen weefsel, bestreken met  lijnolievernis en kleurstoffen, dat door napersen van een patroon wordt  voorzien en vervolgens gelakt. | 
  
  
    Wasdraaier,  wasgieter  
         
Vervaardiger  van waskaarsen en toortsen. | 
  
  
    Waskoper  
         
Handelaar  in kaarsen en toortsen. | 
  
  
    Wasmanger  
         
Handelaar  in bijenwas. | 
  
  
    Wasser, vr.  waster  
         
Was/is  een functie bij uiteenlopende takken van bedrijvigheid: o.a. bordenwasser,  vellenwasser, wolwasser, wasser in een steenfabriek, in een zeemleerfabriek. | 
  
  
    Wastrekker 
         
    Vervaardiger  van wasstokken (flambouwen) en lange kaarsen door lange pitten een aantal malen  in vloeibare was te dompelen.       | 
  
  
    Wasvrouw 
           
           Vrouw die beroepsmatig de was voor anderen doet. Dit kunnen burgers zijn, maar ook militairen. Evenals andere beroepswerkzaamheden heeft ook dit wassen een ontwikkeling gehad. Daar waar het wassen van het vuile wasgoed aan wasvrouwen werd uitbesteed werd het op de zolder of in een schuur gedeponeerd tot de wasvrouw het inzamelde. 
Na de vroege middeleeuwen toen althans de elite nog gaarne gebruik van badhuizen maakte, daalde het peil van de lichaamsverzorging. Onderkleding bijv. droeg men bij wijze van spreken zolang dat het versleten van het lijf viel. De onfrisse lucht bestreed men door het gebruik van reukwaters. Een kroniekschrijver uit de zestiende eeuw vermeldt van een zeer aanzienlijk persoon uit zijn dagen, dat hij – als zovele anderen stonk als rotte vis, dank zij zijn tekort aan wassen en baden. Het zich ontkleden en naakt baden zag men als een verval van goede zeden.1) 
       
       Oorspronkelijk werd het ter plaatse gewassen of meegenomen, veelal op een kruiwagen, naar geschikt water: rivier, meer, sloot, beek of gracht waar stenen of vlonders beschikbaar waren. Kon er bij/in huis gewassen worden dan werd er zo mogelijk gebruik gemaakt van heet water.
Het wassen op een steen, eigendom an de wasvrouw of gehuurd, werd minder op prijs gesteld gezien een verordening van de raad van Neurenberg in de zestiende eeuw: “Een wasvrouw, die in loon voor anderen wast, mag niet op een steen wassen, aangezien het ter reiniging gegeven wasgoed hierdoor ernstig beschadigd kan worden.”1) 
       
      Elders moest worden volstaan met pompwater. Eerst werd het wasgoed natgemaakt en op stapels neergelegd. Vervolgens werd het ingezeept. Een zeepachtig product was hier te lande reeds bekend tijdens het  begin van onze jaartelling. In de zeventiende eeuw was zeep zo duur dat alleen de rijken er gebruik van konden maken. Bij thuiswas werd het op een houten wasbord geboend in een houten tobbe en met een soort spatel (een plat stuk rond of vierkant hout met een handvat er aan) geslagen om het vuil er uit te krijgen. Als het voldoende gereinigd en gespoeld was, werd het ter droging en bleking op gras uitgespreid of aan lijnen of droogrekken gehangen. Aan huis/boerderij kon eventueel naast het opvouwen ook gestreken worden met strijkijzers die op de kachel werden verwarmd of waarin een kooltje vuur kon worden gedaan. 
       
      Waar  mogelijk werd later gebruik gemaakt van warm water. 
       
      Ook het leger kende wasvrouwen, die met het leger meetrokken (kampvolgsters). Ze moesten officieel aangesteld zijn. Als regel moesten zij gehuwd zijn met een onderofficier of mindere. Als regel waren er een of twee per compagnie/ford aangesteld. Hun werkwijze was in principe gelijk aan die van de andere wasvrouwen, maar te velde moest er geïmproviseerd worden. 
    1) Ben van Eysselsteyn, De geschiedenis van de zeep.  | 
  
  
    Waterdrager,  waterdraagster 
           
Man,  resp. vrouw die water aandroeg, o.a. voor vismarkten. Ook in glasfabrieken had  men waterdragers nodig om de waterbakken van de glasblazers te vullen. | 
  
  
    Waterhaler,  waterschipper  
         
Deze  haalde met zijn schip schoon water van buiten de stad (Amsterdam) o.a. ten  behoeve van de bierbrouwerijen. | 
  
  
    Waterklerk 
      
        - 
          
Ambtenaar belast met het innen en administreren van de verschuldigde water- en  dijkpenningen. 
         
        - 
          
Bediende van een cargadoor of rederij die ten behoeve van binnenkomende schepen  de noodzakelijke formaliteiten vervult, o.a. bij de loodsdienst en tolkantoren. 
         
      | 
  
  
    Waterlansier 
      
        - Functie  in Amsterdam. Hij die met een lange stok allerlei troep uit de grachten moest  vissen.
 
        - Voddenraper die met een lange stok in de vorm van een lans de vodden uit de grachten ophaalt.
 
      | 
  
  
    Watermeester   
         
      Ambtenaar  belast met het toezicht op de wateren waarover de stad zeggenschap heeft en de  kwaliteit van het water.        | 
  
  
    Watermolenaar 
      
        - 
          
Molenaar in een door waterkracht aangedreven molen. 
         
        - 
          
Molenaar van een molen, die dient om het waterstand in een polder op peil te  houden.              
         
       
      Men onderscheidt twee typen watermolens: molens met een vijzel  of met een scheprad.  
         
        Het  beroep van watermolenaar werd veelal van vader op zoon uitgeoefend. 
        Meerdere watermolens werden langer dan een  eeuw door eenzelfde familie bemalen. 
        Zo nodig moest ook ’s nachts of op  zondagen gemalen worden. 
             
        
      Literatuur: 
        A.  Bicker Caarten, Molenleven in Rijnland, Uitg. A.W.Sijthoff’s  Uitgeversmaatschappij, 1946. 
      C.  Visser en J. Pieterse, Hollandsch molenboek, Uit. N.V. Holdert & Co,  Amsterdam, zjt.        | 
  
  
    Waterschapsbode   
         
    Bode  in dienst van een waterschap.      | 
  
  
    Waterschipper 
      
        - 
          
Schipper op een waterschip, een vaartuig dat op de voormalige Zuiderzee in  gebruik was en voorzien was van een bun, gevuld met water, waarin de gevangen  vis levend kon worden aangevoerd (in Amsterdam). Dit omdat de joodse bevolking  uitsluitend levende vis wenste. Zie ook schommeljongen. 
         
        - 
          
Schipper, die met zijn schip of zoet water aanvoerde voor o.a. de brouwerijen  (Amsterdam) of zoutwater voor de zoutwinning (zoutpannen). 
         
        | 
  
  
    Waterschout   
         
De  waterschout was belast met  de rechtspraak,  die met de scheepvaart te maken had, zoals geschillen tussen reders, schippers  en varend personeel. Tevens had hij het toezicht op de monstering van zeelieden  waarbij ook nogal eens dubieuze praktijken voorkwamen.      | 
  
  
    Waterstoker, waterstookster 
    Man, resp. vrouw, die in een daartoe geschikt zijnde ketel water verwarmde en dat per emmer aan de huisvrouwen verkocht, die dit gebruikten voor de wekelijkse was. Als regel verkocht hij of zij nog allerlei artikelen, zoals borstels om voldoende inkomen te genereren.  | 
  
  
    Waterverkoopster 
         
        Verkoopster van schoon water. 
     
  | 
  
  
    Waterverkoper,  waterboer 
      Verkoper van schoon water. 
        
        
  | 
  
  
    Watteerder 
      
        - 
          
Persoon die dekens met watten, d.w.z. afval van katoen en wol, vulde. Gevulde  dekens waren vroeger populair voor het dekbed in zwang kwam. 
         
        - 
          
Persoon, de jassen enz. met watten voerde als bescherming tegen de kou. 
         
      | 
  
  
    Webbekoper  
         
Handelaar  in webbe, een soort weefsel. Het woord webbe werd ook in het vroeg  Middelnederlands gebruikt voor het weeftoestel. Wat voor weefsel webbe is heb ik  nog niet kunnen achterhalen (HML)  | 
  
  
    Wedman  
         
Functie  in prov. Groningen. Gerechtsdienaar uit en door de stemgerechtigde ingezetenen  gekozen. | 
  
  
    Weefmeester  
         
Leiding  gevende persoon in een weverij of de weefafdeling van een textielfabriek. | 
  
  
    Weegmeester  
         
Waagmeester,  persoon belast met het toezicht op het wegen en de controle op producten  waarvoor bepaalde gewichten/een bepaalde kwaliteit zijn voorgeschreven zoals  brood. | 
  
  
    Weerglasmaker  
         
Vervaardiger  van weerglazen oftewel barometers. | 
  
  
    Weerglazenkoop  
         
Verkoper  van weerglazen. | 
  
  
    Weervisser  
         
Visser  die gebruik maakt wan weren, d.w.z. en het water geplaatste gevlochten  rijswerken waardoor de vissen in de richting van de fuiken worden geleid. | 
  
  
    Weesmeester  
         
De  weesmeester is als lid van de weeskamer belast met het toezicht op de wezen en  weeshuizen. | 
  
  
    Weesmoeder,  weesmoer  
         
Vrouw,  die naast de weesvader het hoofd is van een weeshuis. | 
  
  
    Weesvader   
         
Man,  die naast de weesmoeder het hoofd is van een weeshuis. | 
  
  
    Weggenbakker,  weggenbakster  
         
Bakker,  resp. bakster van weggen, een wigvormige broodsoort, meestal gebakken van fijn  tarwemeel. | 
  
  
    Wegmeester,  Wegopzichter   
         
      Ambtenaar,  belast met het toezicht op de wegen.        | 
  
  
    Werker van de handel   
         
        In het algemeen een persoon, man of vrouw, die een funktie heeft bij een handeldrijvend bedrijf, bijvoorbeeld in het magazijn of pakhuis, o.a. in Amsterdam.      | 
  
  
    Wichelroedeloper/loopster,  wichelroedeganger 
       
      Man,  resp. vrouw die met een wichelroede zoekt naar metaal- of wateraders. Ook wel  naar aardstralen ter voorkoming van ziektes.  
    Bron: 
    H. v. Rijnenburg; WNT  | 
  
  
    Wieldraaier   
         
        Persoon,  werkzaam in een lijnbaan met als functie het draaien van het wiel waardoor de  touwstrengen om elkaar gedraaid werden.        | 
  
  
    Wielendraaier, wielenmaackere,  wielmaker  
         
Vervaardiger  van (spinne)wielen (dikwijls in combinatie met hout- en stoelendraaier);  persoon die wielen voor treinen, trams enz. afwerkt. | 
  
  
    Wielwerker  
         
Vervaardiger  van wagenwielen. | 
  
  
    Wierhaler,  wiermaaier, wierschipper   
         
            
           
      Tegenwoordig wordt zeewier gezien als nuttig  voedselelement en kent men er ook een medische (homeopathische) werking aan  toe. Oorspronkelijk gebeurde het wierzeilen ten behoeve van versterking van de  zeedijken, een van de oudste dijkvormen in ons land. Ook werd het gebruikt als  afdichtings- en geluiddempingsmateriaal in huizen. Verder werd er op gegeven  ogenblik kool van gemaakt om vieze lucht te bestrijden. Men denke daarbij aan  de slechte leef- en woonomstandigheden van de arbeiders in de negentiende eeuw.  
      In het begin kende men alleen het geviste zeewier,  d.w.z. het zeewier dat na rijping was losgeraakt en dat met stokken en harken  aan boord werd gehesen. Na 1838 ging men om een betere kwaliteit te krijgen  over tot het maaien van zeewier dat o.a. als vulling voor matrassen, kussens en  stoelzittingen werd gebruikt. Het oogsten van het groene, nog niet rijpe zeewier  begon eind juni en eindigde half augustus. Het wiermaaien, dat bij laagwater  plaats vond waarbij de maaiers, meestal twee mannen in zware hoge z.g.  broeklaarzen, met een gewone zeis tegen de stroom in, het wier maaiden. 
    Door het bouwen van de afsluitdijk veranderden de  zeestromen rondom Wieringen waardoor het wier aan de zuidkant van Wieringen  afstierf, waardoor de vissers en de verwerkers van het zeewier hun werk  kwijtraakten. 
    Bron: 
    Nedhis  mei 1991  | 
  
  
    Wijnmaker 
     
    Voor de Napoleontische tijd werd ook hier te lande wijn verbouwd. Om concurrentie met de Franse druiventelers te voorkomen, heeft Napoleon in ons land alle wijnstokken laten ruimen.
Tegenwoordig worden er ook in ons land op verschillende plaatsen druiven gekweekt en diverse wijnen bereid. Voor het geheel van het proces van wijnbereiding zijn heel wat stappen nodig, afhankelijk van de wijnsoort die men wil(de) bereiden. Over de teelt van de wijndruiven en de verwerking tot de verschillende wijnen is inmiddels heel veel informatie verschenen, zowel in gedrukte vorm als via het internet, waar naar in dit geval wordt verwezen.      | 
  
  
    Wimpelknecht   
         
    Persoon, belast met de zorg voor de wimpel (lange smalle vlag, aan het einde gekeept).      | 
  
  
    Winkeldochter   
         
    Vrouwelijke winkelbediende.      | 
  
  
    Witmaker, witmaecker, witleerbereider 
           
    De  witmaker looide met behulp van aluin of andere minerale zouten of olie  (schapen)huiden tot witleer of zeemleer (neringe ofte ambachte van de  witmaeckerije). Witleer werd o.a. gebruikt voor het maken van boekbanden en bij  de vervaardiging van kledij. Ook de vervaardiging van perkament werd tot de  witmakerij gerekend. Ook komt als verklaring vilder voor met een opsomming van  de vergoedingen die hij kreeg voor het afstropen van verschillende soorten  huiden. 
     Bron: 
    o.a. WNT  | 
  
  
    Witter 
     
      
        - Persoon die muren en plafonds met een dunne laag witkalk saust.
 
        - Ambachtsman die de pas tot leer gevormde huiden zuivert met een looiersmes, witleermaker.
 
        - Functie in een katoenspinnerij.
 
      | 
  
  
    Witwerker   
         
Vervaardiger  van “losse werken van week en sagt hout”.      | 
  
  
    Wolkaarder/wolkammer 
           
        Na  het wassen en drogen van de wol werd deze gekamd of gekaard. Aangezien de  haartjes dikwijls in elkaar waren gedraaid tot klitten, werd de wol vaak nog  ingesmeerd met olie of vet reuzel). Dit werd smouten genoemd. 
      In het algemeen werd de betere kwaliteit wol  gekamd (kamgaren). De korte haren werden gekaard met behulp van borstels die  over staken met kaarden of metalen weerhaakjes beschikten. Deze wol werd  voornamelijk gebruikt voor het vervaardigen van gemengde stoffen.        | 
  
  
    Wollenaaister   
         
    Vrouw, die wollen kledingstukken naait. Soms met beperkende voorschriften: In Amsterdam mochten ze op gegeven ogenblik bijv. geen manskleding vervaardigen, wel kinderkleding.      | 
  
  
    Wollewever  
         
    Wever van wollen  stoffen. 
    Via de  gilden waren hun werkzaamheden streng gereglementeerd. Zo bepaalde het  Wolleweversgilde te Utrecht in 1548 bijv. onder meer het volgende over de  werktijden: 
Ïtem  waer enich giltbroeder, wesende een wollewever van zijn ambocht, die anders  werckende bevonden wworde dan alleen by dachlicht, ende hy daerop bekuert  worde, zal alsdan verbeuren vier stuvers tot desen gilde behoeff; ende dat soe  menichmael hy daerop bevonden worde. Welverstaende dat sy des wynters by de  keersse zellen moegen wercken van vyff urren tsmorgens beghinnende ende des  avonts tot acht urren toe." | 
  
  
    Wolverver  
         
Na  het wassen werden de betere kwaliteiten wol geverfd. In de late middeleeuwen  waren er reeds gespecialiseerde rood- en blauwververs (zie aldaar), veelal  meesters in het gebruik van vooral plantaardige kleurstoffen. | 
  
  
    Wolwasser  
         
    Na de eerste sortering van de wol, soms los, soms  ook in de vorm van schapenvellen, moesten de wolwassers de wol van het ergste  vuil ontdoen door deze te wassen. Vroeger gebeurde dat in de standsgrachten. | 
  
  
    Wringermaker 
           
Vervaardiger van wringers, toestellen om het water uit het linnengoed te persen door het tussen twee rollen, die onder een zekere druk staan, door te voeren. Ze werden ook mangels genoemd (de voorlopers van de latere wringers). 
     
      | 
  
  
    Wroeger, wrougher  
         
Gemachtigde in een buurschap of mark, die overtreders aanbracht. | 
  
  
    Wronger   
         
    Waarschijnlijk functie bij de sajetfabricage. Dan zelfde als sajetkammer.      |