Linnenbleker

Bakker

Rosmolenaar

Laatst bijgewerkt: 13 mei 2019
  • Kroonwerker toegevoegd
Copyright H.M. Lups en H. v.d. Klugt.
Gebruik voor eigen onderzoek toegestaan, niet voor commercieel gebruik door derden.


 


Inleiding

Toen Frans van Geldorp en ik in 1993 besloten Ons Erfgoed te gaan uitgeven was de opzet vooral informatie te geven die voor genealogen van belang was. Een van de onderwerpen die aan de orde zouden komen waren de beroepen van vroeger. In het eerste jaar werd deze rubriek vooral verzorgd door Frans. Toen hij na een jaar helaas plotseling overleed, heb ik deze rubriek voortgezet. In eerste instantie mogelijk door het materiaal dat ik van zijn echtgenote kreeg: een lijst met een aantal beroepen voorzien van een opgave van mogelijke bronnen. Van die tijd af ben ik verder gegaan, enerzijds ten dele steunend op deze lijst, anderzijds door op zoek te gaan naar meer beroepen, meer documentatie en meer illustraties dan de bekende serie van Jan Luijken. Het zwaartepunt lag in eerste instantie bij verdwenen beroepen, maar geleidelijk is er ook aandacht ontstaan voor de manier waarop nu nog bestaande beroepen vroeger werden uitgeoefend. Tevens werd besloten aandacht aan allerlei functies, die men al dan niet tegen betaling uitoefende, te besteden. Een eerste serie is in Ons (genealogisch) Erfgoed opgenomen, maar je komt meer beroepen en ook meer en nieuwe informatie tegen.

Wel zijn er enkele publicaties verschenen, die zich met hetzelfde onderwerp bezighouden. Zo verscheen het “Beroepsnamen boek” van de heer J.R. Glasbergen met als ondertiteling ‘Beroepsaanduidingen voor 1900 in Nederland en België’ met een 25.000 beroepsnamen uit het tijdvak 1300-1900 en rond 10.000 spellingsvarianten. Het is het resultaat van vele jaren speuren en verdient onze bewondering.
Daarnaast verscheen “Van Aakschipper tot Zwikker”, auteur Carl Denig, waarin zo’n 2.000 beroepen beknopt worden besproken. Verder bevat het een aantal illustraties.

Waarom toch naast deze publicaties, de artikelen in Ons (genealogisch) Erfgoed (nu de cd’s enz. uit beeld verdwijnen, ook op deze site geplaatst) en andere sites, dit overzicht op onze site te plaatsen? De oorspronkelijke opzet was een uitgebreid boek of een cd (inmiddels ook weer achterhaald) uit te brengen met die uitgebreidere informatie. Enerzijds, omdat er naar gevraagd is, anderzijds omdat er meer beroepen, soms meer informatie en in een aantal gevallen meer illustraties worden gevonden. Nog steeds verdwijnen beroepen, ten dele nog uitgeoefend door de ouderen onder ons. Mede gezien mijn leeftijd (anno 1925) leek het mij daarom beter voor deze weg te kiezen. Te meer omdat ik niet alwetend ben. Het kan nu een project worden van ons allemaal. Gaarne ontvang ik daarom aanvullingen en afbeeldingen (voorzichtig met auteursrechten!!!). Met grote dank aan mijn webmaster, die dit alles bewerkt.

Als op onze site gebruik wordt gemaakt van afbeeldingen en teksten waarop auteursrechten van derden rusten verzoeken wij u ons daarop attent te maken, zo dat wij ze kunnen verwijderen.

Gebruik voor eigen (genealogisch) onderzoek toegestaan, niet voor commercieel gebruik van derden.

Het begrip beroep
In het Woordenboek der Nederlandsche Taal wordt het begrip beroep als volgt omschreven:
“Een maatschappelijke werkkring, eene betrekking, waartoe men of door eene behoorlijke aanstelling, of als’t ware beroepen is, d.i. de vereischte bevoegdheid heeft verkregen”.
Voor onze site is deze definiëring evenals de titel te beperkt. In de stukken, de documentatie die wij als genealogen raadplegen komen zowel beroepen als functies tegen. Een beroep is een middel van bestaan. Het stelt in staat een inkomen te verwerven. Daarnaast en/of kon men een functie bekleden, die geen directe verdienste opleverde maar min of meer een erebaantje en soms ook de mogelijkheid te bewijzen, dat je over bepaalde bekwaamheden beschikte, bijv. diaken of weesmeester, waardoor je bijv. in aanmerking voor andere taken kon komen..
Ook een aantal van deze functies, die men bij genealogisch onderzoek tegenkomt, worden besproken.
Waar mogelijk zijn de gebruikte bronnen weergegeven.

Afbeeldingen
De afbeeldingen zijn gevarieerd. Er zijn afbeeldingen van beroepsbeoefenaren als afgebeeld door Jan Luiken, maar vele zijn ontleend aan andere bronnen, ook buitenlandse. Soms ook zijn gereedschappen weergegeven. Voor zover mogelijk zijn de bron, de maker en het jaar van ontstaan van de illustratie vermeld.

Komt u bij uw onderzoek een beroep en/of afbeelding tegen dat nog niet op de site staat dan kunt u ons een bericht sturen (h.m.lups@ziggo.nl). Wij zullen dan trachten uw vraag te beantwoorden en dat beroep en/of die afbeelding aan de site toevoegen. (voorzichtig met auteursrechten!!!)

In de tijd van Karel de Grote (768-814) was de landbouw het hoofdmiddel van bestaan. Geld was in die tijd schaars. Grondbezit vormde de rijkdom, het was ook de enige maatstaf voor het vermogen. Naast de landbouw was ook de veeteelt een belangrijke bron van inkomsten. Koeien en varkens leverden melk en vlees, schapen en geiten de wol voor spinnen en weven. Alles echter in het begin hoofdzakelijk voor eigen gebruik, hoewel de landheren en ook de kerk hun portie eisten. Nog steeds komen namen voor als Tiendweg, die daaraan herinneren. Reeds vroeg ontstond ook enige handel in producten, die men zelf niet kon maken. Ook kende men al vroeg het gebruik van geld al was dat een zeer schaars goed.
Na het verdwijnen van de Romeinen ontstond er een gezagsvacuüm, dat geleidelijk (?) werd opgevuld door krijgsheren, die daartoe het recht kregen van toenmalige heersers of zich dat toeeigenden. Zij evolueerden tot de toenmalige adel.

De negende tot de twaalfde eeuw was, globaal genomen, de tijd van het grootgrondbezit, de tijd ook van lijfeigenen en horigen. Bij iedere burcht waren ook mensen, die het bedrijf technisch in stand konden houden (denk maar aan timmerlui en smeden, verder primitieve thuisindustrie zoals weven). Daarnaast waren er reizende beroepsbeoefenaars zoals de metselaars en steenhouwers, die van het ene bouwwerk (waarvan de bouw soms jaren kon duren) naar het andere trokken. In de twaalfde eeuw begonnen ook hier de steden op te komen. En met de steden de handel, nijverheid en scheepvaart, beoefend door vrije burgers. Langzamerhand evolueerden zich als uitvloeisel hiervan de diverse beroepen als laken- en linnenwevers, brouwers, smeden, timmerlieden, metselaars, glazenmakers. Zij werkten voor of in dienst van anderen. Ook ontstonden in die tijd de gilden. Vakverenigingen, gericht op de bescherming van het ambacht. Want die het ambacht verstaat, heeft eer en aanzien. De toekomstige ambachtsman moest eerst een tijd als leerling doorbrengen. Na het vervaardigen van een proefstuk mocht hij zich gezel noemen. Na zekere tijd volgde weer een proefstuk en werd hij meester in zijn vak. Indien de dekens van het gilde er geen bezwaar tegen hadden - er mochten niet teveel meesters in een stad zijn - kreeg de ambachtsman toestemming zich zelfstandig te vestigen.

Door de handel kwam men in aanraking met producten die men (nog) niet zelf kon vervaardigen. Anderzijds ging men producten vervaardigen die bestemd waren voor de export. De gilden werden afgeschaft op het eind van de achttiende eeuw.

Door het toenemen van de bevolking in de Nederlanden, ontstond er ook grotere behoefte aan allerlei gebruiksvoorwerpen en consumptiegoederen. Ook aan nieuwe consumptiegoederen door het toenemen van de scheepvaart naar verre gewesten. Koffie en thee, peper en nootmuskaat werden in de Nederlanden bekend. Zo ontstond er een steeds grotere en gevarieerder verscheidenheid aan beroepen. In de oude overdrachtsakten, notariële akten en andere archiefstukken komt men bij het familieonderzoek die oude beroepen vaak tegen.
Het zijn ambachten, die in later eeuwen door verschillende oorzaken ten dele verloren zijn gegaan. Men had er geen behoefte meer aan of de handmatige vervaardiging werd vervangen door fabrieksmatige productie. Dit gebeurt ook nu nog geregeld. Denk maar aan een telegrafist.

Want wat deed in een tijd die nu verleden is een volder? Wat is een blokemaker of een vettewarier? Vragen waarop wij in kort bestek op deze site een antwoord proberen te geven, zo mogelijk in samenwerking met u.

H.M. Lups